§ 2. Onderzoek naar het bouw-ontwerp


(Nog onbekend, ~ Het tegenwoordige plan noodigt tot nader onderzoek uit. ~
Het oorspronkelijke ontwerp gevonden. ~ Het pijler-systeem).

De kerk, over welke deze paragrafen handelen, had volgens nader te bespreken gegevens en te vermelden opgravingen, cylindrische, met ronde staven gecantonneerde pilaren en ronde, gekoppelde muurschalken. Ik zal haar nu en dan, kortheidshalve, die van 1280 noemen, ofschoon ze, duidelijkheidshalve, misschien wel de rondgepijlerde en rond-gekolonette kerk kon heeten.
Aan haar voormalig grondplan hebben hoofdzakelijk J. C. A. Hezenmans en Dr. C. F. X. Smits besprekingen gewijd.
Hezenmans1 doet dat nog al uitvoerig, maar begaat eenige onjuistheden in de volzinnen die hij erover schrijft. Met name, dat de „pilaren verder van elkander (zouden gestaan hebben) dan in de derde kerk". Dat is eenvoudig onhoudbaar. Ze stonden dichter bijeen. Hezenmans (of zijn broeder de architect) hebben ten deze klaarblijkelijk alle ernstige opmetingen nagelaten.
Ook Dr Smits heeft een onderzoek naar den plattengrond van 1280 ingesteld.2 Zijn totaal-indruk was: een rijk Fransch plan, à la Amiens, driebeukig schip, koor met zeven straalkapellen en eenige zijkapellen; alles bijeen, een grondplan volkomen gelijk aan onze tegenwoordige kathedrale Basiliek3, die op de („tweemaal verhoogde”!) grondslagen harer voorgangster is opgetrokken.
Afb. 21. Fragmenten, voor circa 40 jaar, tijdens de restauratie van het schip der kerk (Zuidkant) aldaar uitgebroken. Zij waren met den behakten kant in den kalkmortel geplant. De achterzijde diende tot vlak- vulling. Teekeningen van L. Hezenmans, architect.
Wat het Fransche karakter betreft, kan ik met den geachten schrijver accoord gaan; wat de grafisch voorgestelde juistheid en de overeenstemming tusschen de kerken van voorheen en thans aangaat, echter in geenen deele.
Aan zijne uitspraak is blijkbaar niet dat eigenaardig onderzoek, die persoonlijke nauwkeurige opmeting - zoo onafwijsbaar! - voorafgegaan. Dan had zijn oordeel misschien anders geklonken.
Niet slechts evenwel aan Dr Smits, ook aan alle anderen, die over de St Jan geschreven hebben, bleef het grondplan van 1280 ten eenenmale onbekend.
En toch roepen negen opvallende eigenaardigheden in het grondlijnen-spel der kerk van heden ons luide toe: „Ziet ge dan niet, dat het plan-terrier van vroeger heel anders was?"

1.De St Janskerk, blz. 15-18.
2.Dr C.F. Xavier. Smits, De Kathedraal van 's Hertogenbosch, blz. 33.
3.De bekende latere aanbouwen, als III. L. Vr.-kapel en de Kapittelkamer, natuurlijk uitgezonderd.
Afb. 22. Oude gewelf- of sluitsteen van 26 c.M. doorsnede. Was omgekeerd, als vulling gebruikt bij den bouw der tegenwoordige kerk.
Die minstens negen opvallende zaken zijn de volgende:
Zeker komen vele dezer onregelmatigheden ook bij andere kerken voor. Zoo is het diepteverschil tusschen choor- en schiptravéeën, (Punt No. 1) o.a. ook in Breda2 en Keulen te vinden. (In Breda „modo contrario” aan den Bosch.)
Afb. 23. Oude gewelf- of sluitsteen. De ronding die nog even op te nemen is, had 36 c.M. doorsnede.
Maar het geheele samenstel van on-logische schikkingen, dat we in de St Jan ontdekken, kan niet opzettelijk door den primitieven ontwerper geschapen zijn.
Er is, zijns ondanks, aan zijn gezond en gaaf ontwerp, veranderd.
Gelukkig schemert, na bouwkundige en rekenkunstige „distillatie”, het oorspronkelijk ontwerp als een belangwekkende chemische neerslag op den bodem dóór. En na hèrmeten te hebben, van Oost tot West, wat eenmaal uitgemeten was, en na de meest ongerept gebleven deelen van het plan weer tot een redelijk
bouwkundig geheel te hebben aangevuld en vervolledigd, veroorloof ik mij den
lezers in afb. 27 het ontwerp der kerk van 1280, synthetisch vastgesteld, voor te leggen.
1.Er is thans nog maar ééne heele travée van 18 1/3 voet bij de doopkapel, maar de aanwezigheid der tweede is uit teekeningen, op het Bureau voor Monumentenzorg voorhanden, èn uit sporen in den torenmuur op te maken.
2.Jan Kalf, Nederl. Monumenten. Voormalige Baronie. Teekeningen der kerk, daarin door A. Mulder, door mij alsnog niet ter plaatse gecontroleerd.
Wat zien wij er aan?
Het heeft een op Amiens gecopiëerden grondvorm; een vijfbeukig choor, waarvan de uiterste beuken als afgesloten dienstlocaliteiten zijn opgevat; een zevenledigen kapellenkrans; breede, driescheepsche transsepten; een driebeukig schip; een toren, waarvan de buitenwerksche afmetingen wel vrij vast staan, de bijzonderheden van het contrefortenstelsel hoeken zich echter maar laten veronderstellen. De totale lengte van den bouw, „hors oeuvre”, is 400 Bossche voet, zijnde 5/6 van Amiens.1 De hoogte is ongeveer 4/7 der Fransche kathedraal, n.l.: tot de sluitsteenen van den hoofdbeuk, 80 voet,2 tot de sluitsteenen der zijbeuken 40 voet,3 hoogte-maten, die met de Bredasche Lieve Vrouwekerk, (de peil-verhoogingen aldaar meegerekend) overeenstemmen.4

Afb. 24. Links: ronde muurschalken nabij de tegenwoordige doopkapel, met de geschonden basementen, die onder den vloer der kerk werden teruggevonden, Rechts: de oorspronkelijke toestand gereconstrueerd. De hoekige ondermetseling van baksteen zal ondergrondsch basement zijn geweest.


Betreffende het pijler-systeem der kerk van 1280 diene het volgende:
De muurschalken bestonden uit drie gekoppelde ronde kolonetten, rustende op drie eveneens ronde basementen. Van de daartusschen omloopende lijst, is het zeer minne, nauwelijks 2 c.M. uitspringend profiel, (verondersteld, dat er een profiel geweest is,) jammer niet meer te reconstrueeren.
De ronde basementen, (door geen schrijver over St Jan nog vermeld), werden in het najaar 1925 teruggevonden, nabij de tegenwoordige doopkapel, bij 't graven van sleuven voor 't leggen der electrische lichtkabels. Afb. 24 geeft een schetsmatige voorstelling van het gat, en de vondst, en daarnaast de reconstructie. Afb. 26 een nauwkeurige lijnteekening van dezelfde
1.Reëel eigenlijk nog iets minder, omdat de Bossche voet kleiner is, (28 76/100 c.M.) dan de Amienser voet, (31 10/100 c.M.)
2.De voormalige hoogte hoofdbeuk St Jan, blijkt uit hetgeen Dr Hermans in zijn werkje „De St Janskerk”, uitgave 1853) schreef: „Aan den toren, juist onder de laagste galmgaten vindt men bij het kerkdak sporen van steenwerk in een gelijkbeenigen driehoek opgetrokken, en sporen, dat daar eenmaal de nok van het dak op gelegen heeft. Hieruit is af te leiden, dat het schip der 2e kerk 5.50 lager was". (20 voet = Mr 5.71).
3.Deze hoogte blijkt nog uit de tegenwoordige doopkapel.
4.Thans overtreft de 's Hertogenbossche Basiliek de Bredasche kerk in hoogte, sous clef, met 20 voet.
vondst met ingeschreven maten. Waar basement bovengronds in schacht overging, was, reeds heel lang geleden, een prismatisch stuk steen bij wijze van nieuwe sokkel ingemetseld.
De vrijstaande pijlers van den hoofdbeuk der kerk, zullen waarschijnlijk ook cylindrische kolommen zijn geweest, gecantonneerd met ronde kolonetten. Is dit reeds waarschijnlijk door den ouden toestand bij de doopkapel geconstateerd, het wordt nog meer aannemelijk door een indertijd door den architect Hezenmans afgeteekend stuk kapiteel, dat bij de restauratie te voorschijn is gekomen (Zie afb. 25, A.) Als dit fragment aangevuld wordt, krijgt men een 58 c.M. (2 voet) hoog kapiteel, passend op een schacht van 29 c.M. (1 voet) diameter. (Afb. 25, B.)
Deze getallen van 58 en 29 centimeter overtreffen die van de nog aanwezige kapiteelen en schachten in de torenhal1, welke respectievelijk slechts 42 en 24 c.Mr halen. (Zie afb. 25, c.)
Afb. 25. A. Fragment van een kapiteel, dat achterste-voren in den muur der kerk gemetseld was. (Teekening, architect Hezenmans). B. Aanvulling van het brokstuk door schrijver dezes. C. Geschonden kolonnet met kapiteel in de torenhal.
Deze lichte kapiteelen en schalken schragen gewelfgraten op 7 1/2 Mr hoogte.
Het zwaardere, door mij gereconstrueerd kapiteel, (afb. 25, B) kan dus op veel grootere hoogte een gewelf geschraagd hebben.
Men houde in dit geval het groote kapiteel B voor dat van een cantonschalk uit den midden-beuk, tot aan de geboorte der hoogste spitsbogen oprijzend. Hiermede komen wij dan tevens tot eene elementaire kennis van het pijler-systeem in de kerk van 1280.

Afb. 23 en 24 geven reproducties te zien van fragmentarische sluitsteenen. De eerste waarschijnlijk uit de hoofdbeuk, de tweede mogelijk uit een zijbeuk der rond-gepijlerde en rond-gekolonnette kerk afkomstig.
De architect Hezenmans teekende indertijd eenige oude sluitsteentjes, kleine consoles en een klein kapiteel af, die ik in afb. 21 weergeef. Ze bevinden zich niet meer op de bouwloods. Het kapiteeltje met den vrouwekop, herkenbaar aan de lange haarvlecht, ('t gelaat is weggeslagen) wordt aan ééne zijde begrensd door twee peervormige schalken. Niet onmogelijk zijn deze vier, door Hezenmans gepenteekende fragmenta, afkomstig van kapelletjes, die later tussehen de contreforten van den Zuidermuur der kerk van 1280, (zooals bij Amiens het geval is) zijn ingebouwd. Zoo, niet, dan moet men veronderstellen, dat in de eerste gothieke St Jan, naast cylindrische ook, hier en daar, peervormige schalken aanwezig waren.
1.Ze zijn ten zeerste geschonden.
Hoe het oude grondplan zich verhield tot dat der tegenwoordige basiliek laat afb. 28 ons duidelijk zien. Ik zal het in deze paragraaf bij dit enkel woord laten, om, na even getracht te hebben den bouwmeester der XIIIe eeuwsche kerk op te sporen, deze „meester van den werke” zijn hoofdkerk-plan in de overvolgende paragraaf, zelf nader met alle bijzonderheden te laten toelichten.

Afb. 26. Architectonische teekening van het nabij de tegenwoordige doopkapel gevonden basement.

Afb. 27. Het plan der St Jan, zooals het tusschen 1275 en 1280, geïnspireerd op dat van Amiens, ontworpen zal zijn.
Afb. 28. Grijs: Het grondplan der tegenwoordige Basiliek. Rood: Het oorspronkelijke grondplan in zijn verhouding tot, en zijn ligging binnen het huidige gebouw.



Jan Mosmans, "De St Janskerk te 's-Hertogenbosch" (1931) 43-49